Kleurtemperatuur

Lichtkleur en “wit”licht

Wit licht is niet wat het lijkt. We kennen misschien nog wel de proef die op school gedaan werd met het prisma. Valt bijv. zonlicht door het prisma, dan ontstaat de regenboog aan kleuren. Een regendruppel werkt als een prisma en als de zon t.o.v. de regendruppels en ons eigen standpunt gunstig is, zien we de regenboog.

Wie het hele kleurenpallet van de regenboog zou willen indelen komt eigenlijk op iets uit dat sterk lijkt op de toonladder van muziek. Zo zijn er de rode tinten, die te vergelijken zijn met de lage tonen. De groene tinten zijn de midden tonen en de blauwe tinten zijn de hoge tonen.

Wit licht is dus eigenlijk een muziekstuk. Afhankelijk van de verhoudingen tussen blauw, groen en rood levert het een bepaalde kleur. Is er ongeveer evenveel blauw, groen als rood licht aanwezig, dan ontstaat wit licht. Dit witte licht kan echter naar het rode neigen en dan wordt het warm-wit genoemd. Neigt het naar het blauwe dan wordt het koel-wit genoemd.

Kleurtemperatuur.

Om een nauwkeurigere indeling te maken dan warm- of koud-wit wordt het begrip kleurtemperatuur gebruikt. De tint van het licht wordt vergeleken met de tint van het licht dat een staaf ijzer uitzendt als die in het vuur verhit wordt. Eerst begint de staaf rood-heet gloeien (warm-wit) en bij door verhitten wordt de staaf uiteindelijk witheet (koel-wit). Door nu de temperatuur te meten, kan de kleur van het licht worden ingedeeld. De temperatuur wordt nu  niet in oC gemeten, maar in het natuurkundige Kelvin (K).

1.000 K                                                                        6.000 K                                    16.000K

Nu kunnen de lichtkleuren ingedeeld worden (bij benadering):

Kaarsvlam 1.000 K (geel-oranje)
Gloeilamp 2.700 K (extra warm-wit)
Halogeenlamp 3.000 K (warm-wit)
Industriële fluorescentiebuis 4.000 K (neutraal)
Daglicht 6.000 K (koel-wit)